Magna Charta Advocaten is in gesprek met Maikel Rubens van Rubens advocatuur over een recente uitspraak van de Hoge Raad. In het arrest van 14 december 2018 geeft de hoogste rechter aan dat de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 onder b BW niet strikt moet worden toegepast op een verweer van de werkgever over de toepassing van artikel 7:673d BW. Het gesprek maakt duidelijk wat de afwegingen zijn van de Hoge Raad en hoe de uitspraak in de praktijk van het arbeidsrecht kan worden toegepast. Het spanningsveld tussen de zekerheid van de Wwz en de redelijkheid van het recht leidt ertoe dat de Hoge Raad aanneemt dat een andere uitleg past in de bedoeling van de wetgever. De uitspraak voorkomt dat werkgevers, voor de zekerheid een misschien onnodige procedure moeten starten, om te voorkomen dat ze op een later moment misschien met de vervaltermijn geconfronteerd zouden worden. Door de werkgevers ook na de vervaltermijn de mogelijkheid te geven om een beroep te doen op artikel 7:673d, kan onnodige druk op de rechtspraak worden voorkomen en heeft de werknemer geen belang bij strategisch procederen op dit vlak.